Once Were Warriors is het verhaal van een kansarme familie aan de smerigste rand van de stad. Het is dat deel van de stad waar het werk van een welzijnswerker de druppel op de gloeiende plaat is, waar werkloosheid heerst, mensen het zicht op verbetering kwijt zijn en hun toevlucht zoeken in drank en drugs.
De 16-jarige Janine Castaing is opgegroeid bij haar knorrige tante Léa. Haar vader heeft ze nooit gekend, haar moeder is na haar geboorte naar Italië getrokken. Janine reageert op haar liefdeloze omgeving door te stelen wat ze kan. In de bioscoop maakt ze kennis met een oudere, getrouwde man, Michel Davenne, die haar inwijdt in de geheimen van de liefde en de literatuur. Dan ontmoet Janine een jonge motorfreak, Raoul, met wie ze naar zee trekt. Daar wordt ze na een diefstal aangehouden, waardoor ze in een opvoedingsgesticht belandt.
In de jaren 30 is het Australische beleid er op gericht om halfbloed-kinderen van hun Aboriginal moeders weg te halen en hen elders op te voeden. Molly, Daisy en Grace weten al snel te ontsnappen uit het kamp waar ze terecht komen. Ze volgen een duizenden kilometers lang hek in een trektocht door de Australische outback, op zoek naar hun moeder. A.O. Neville, "Chief Protector of Aborigines", doet er alles aan om de meiden te vinden.
Vijf eigenzinnige tienermeisjes worden naar een jeugdgevangenis gestuurd, waar zij ontdekken dat zij unieke krachten bezitten om tegen de oude demonenlegioenen te strijden, die zich in de onheilspellende inrichting schuilhouden.
Een groep jeugddelinquenten leeft een gewelddadig leven in de beruchte sloppenwijken van Mexico-Stad. Onder hen de jonge Pedro, wiens moraliteit geleidelijk wordt gecorrumpeerd en vernietigd door de anderen.
